Jacques Reuland

 

Rotterdam

Jacques Reuland werd geboren op 8 juni 1918 en hij groeide op in de crisisjaren. Officieel heette hij Jacob, maar hij werd door familie en vrienden Jaap genoemd. Het was in een tijd dat de kinderen nog staande aan tafel aten. Zijn vader had verschillende beroepen gehad, maar op het laatst was hij trambestuurder, tot hij ontslagen werd en het gezin van de steun moest leven.

Zijn moeder moest in deze moeilijke tijd als huisvrouw de eindjes aan elkaar knopen.  Jaap mocht per gratie naar de mulo –  ‘de HBS is niets voor jullie soort mensen’. En vervolgens moest hij zo snel mogelijk aan het werk om het gezin, met zijn jongere broer Henk, financieel te ondersteunen.  Naast zijn werk overdag studeerde hij om zijn ‘praktijkdiploma’s’ te halen, zoals boekhouden en Engelse handels-correspondentie. Hij werkte bij het begin van de oorlog bij de V.I.R. ‘de Verenigde Industrieën’, aan de  Oudedijk in Rotterdam. Daar ontmoette hij  Alberdiena (Dientje) Vegter, met wie hij in 1942 trouwde.

Al van jongsaf was hij bevlogen door muziek. Hij nam zodra dat kon privé lessen viool, piano en orgel en kreeg later praktische scholing in het dirigeren van harmonie en fanfareorkesten van Piet van Mever.  Op het werk was   – volgens de overlevering – vanaf een bepaald moment door de oorlog veel minder te doen. Daardoor kreeg hij de gelegenheid zich  verder op de muziek te richten.  Dat maakte hem gereed voor een verandering van beroep en de start van een carrière als musicus, waarbij hij  -alleen professioneel- de voornaam Jacques ging gebruiken.

 

Almelo

In 1946 kreeg Jacques Reuland de mogelijkheid om dirigent te worden van de Vriezeveense Harmonie,  en een muziek lespraktijk over te nemen in Almelo. Langzaam, met moeite, maar gestaag bouwde hij zijn lespraktijk uit en verkreeg meer dirigentschappen van onder meer een klein vrouwenkoor dat bij hem thuis repeteerde, een harmonieorkest in Almelo, het Almelo’s mannenkoor, en twee mannekoren in Enschede, later gefuseerd tot Enschede’s mannenkoor Excelcior. Nog later kwam daarbij het Toonkunstkoor van Utrecht. Hij was ook organist bij de zondagse kerkdiensten, onder meer in de Klokkenbelt  in Almelo.

Gedurende zijn Almelose periode studeerde hij koordirectie en compositie bij onder andere Arend Koole, Hendrik Andriessen en Piet Ketting, en behaalde het staatsexamen Muziekgeschiedenis.

Meer vastigheid kreeg Reuland met zijn benoeming tot docent theorie (muziek-geschiedenis, solfège)  aan het toenmalige Twents Muzieklyceum, nu onderdeel van de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten.

 

Zwolle

In 1963 werd Reuland directeur van het Stedelijk Muzieklyceum te Zwolle. In die periode was hij de grote motor achter de omvorming van het Muzieklyceum tot volwaardig conservatorium. Voorts realiseerde hij in 1980 –gesteund door  de toenmalige Zwolse wethouder Tamse-  de bouw van het Conservatorium  in het voormalige klooster aan het Broereplein te Zwolle.

Hij was directeur tot 1983 met alle daarbij behorende beslommeringen, maar bleef muziekpedagoog, die zich  -vanuit die optiek- dagelijks bemoeide met zijn studenten en de docenten.

In Zwolle dirigeerde hij van 1970 tot 1998 het  Toonkunstkoor Cecilia, en  ook lange tijd het Overijssels Kamerkoor, waarvan hij het dirigeerstokje overnam van Wouter de Rooij.

 

Uit de media